I
Woorden zijn soms schaarse parels
Maar het gebaar geeft aan de stilte een grootsheid zonder weerga
Niets mooiers dan een lijf dat spreekt
Stilzwijgend beweegt het in de ruimte en doorkruist haar
Duizend bloemen bloeien open in de duisternis
Verschrikt door zoveel gratie vlucht de bewaker van de nacht
en de sluier van verveling
valt zonder zucht
Delikaat dompelen ze hun naakte voeten in de aarde
net door de ochtenddauw besproeid
Het lijf spreekt
Haar taal is een zeldzame schat
door de tijd vervolgd
II
Ik ben hier niet om te behagen
niet om te mishagen
Ik ben hier
Schaduw zijn misleidt de blik
Soms denkt mijn hoofd heel hard
Mijn lijf geeft afwezig en ik ben bang want ik hoor mijn lijf niet meer
Het is een indruk
Wat doen opdat harmonie mijn twee delen redt?
Ik ben de eerste om te zeggen dat het lichaam en de geest
onafscheidbaar zijn
Is dit toegeven geen bewijs van zwakte?
Ik geloof het niet
Hoe dikwijls weigerde mijn lichaam niet
terwijl mijn bekoorde hoofd bij zichzelf te rade ging
en mijn onthoofde lijf koppig niet wou horen
Stijf onthield het zich
Ik ben hier niet om te behagen en niet om te mishagen
Ik ben hier
III
Als de bloem die water nodig heeft
Buig ik me over jouw bron
Ik drink, drink tot ik geen dorst meer heb
Ik slaap aan de voet van de boom
Naakt verzink ik in de diepste slaap
De wolken verstrengelen en vertrekken in een fantastische draf
De wind is van de partij
Ik kapseis
Een frisse bries strijkt langs mijn oor
Ik sidder, ik tril
Wie zijn jullie?
Stilte
Ik open de ogen
Waar ben je? Mijn lijf zoekt jou onverpoosd
Wanneer zullen we de medeplichtigheid van de blik vinden in het
hart van de nacht?
Leïla Houari
vertaling: Philip Demeester
|